Kraneweg 44A


Philip Hiegentlich

Geboren: 29 juni 1890, Assen
Laatste adres: Kraneweg 44a, Groningen
Weggevoerd naar Westerbork: 3/5 oktober 1942
Vermoord: 19 februari 1943, Auschwitz

Philip is geboren op 29 juni 1890 in Assen. Zijn vader is David Hiegentlich, een winkelier en koopman uit Assen. Moeder is Schoontje de Brave, geboren in Amsterdam.
Vader heeft vijf kinderen uit een eerder huwelijk, van wie de moeder is overleden. Uit het huwelijk met Schoontje de Brave worden vier kinderen geboren; Philip en drie meisjes. Philip is handelsagent in granen en veevoer.
Hij trouwt met Louise Salomons op 28 mei 1930 in Rotterdam. Vanaf 29 april 1930 staan ze ingeschreven op Kraneweg 44a in Groningen. Daar verhuurden zijn vrouw en hij ook kamers.
Philip en Louise hebben geen kinderen.
Ze worden beiden gedeporteerd naar Auschwitz en daar op 19 februari 1943 vermoord. Van de negen kinderen uit het ouderlijk gezin van Philip heeft geen de oorlog overleefd. 

 


Louise Hiegentlich-Salomons

Geboren: 5 augustus 1885, Amsterdam
Laatste adres: Kraneweg 44a, Groningen
Weggevoerd naar Westerbork: 3/5 oktober 1942
Vermoord:19 februari 1943, Auschwitz

Louise is geboren op 5 augustus 1885 in Amsterdam. Ze is de dochter van Aron Salomons, handelsreiziger uit Amsterdam en Henriette Frederika Frankfort, geboren in Zaltbommel.
Louise Salomons is het zesde kind uit een gezin met negen kinderen. Vanaf 1928 tot juni 1930 is ze hoofd van het Paedagogium Achisomog in Apeldoorn, een instelling voor verstandelijk gehandicapte Joodse kinderen, onderdeel van het Apeldoornse Bosch.
Voor de kinderen heet ze “tante Wies”.
Ze stopt daar vanwege haar huwelijk met Philip Hiegentlich. Het huwelijk vindt plaats op 28 mei 1930, vanaf 29 april 1930 staan beiden ingeschreven op Kraneweg 44a in Groningen.
In Groningen blijft Louise betrokken bij de zorg voor gehandicapte kinderen. Nog in het jaar van aankomst wordt ze gekozen tot lid van het dagelijks bestuur van het Provinciale comité, een afdeling van het Centraal Israëlitisch Krankzinnigengesticht, haar voormalige werkgever.
Louise en Philip hebben geen kinderen.
Ze worden beiden gedeporteerd naar Auschwitz en daar op 19 februari 1943 vermoord. 

 


Leentje de Swaan Arons

Geboren: 1 mei 1896, Groningen
Laatste adres: Kraneweg 44a, Groningen
Weggevoerd naar Westerbork: datum onbekend
Vermoord: 12 oktober 1942, Auschwitz

Leentje is geboren op 1 mei 1896 in Groningen. Ze is de dochter van Levie De Swaan Arons, van beroep pakhuisknecht en later koopman, geboren te Winsum en Betje Muller uit Groningen.
Leentje komt uit een gezin met zes kinderen, waarvan er drie op jonge leeftijd zijn gestorven. Ze is naaister van beroep.
In de oorlogsjaren heeft ze op verschillende adressen in Groningen kort gewoond. Op het laatste adres Kraneweg 44A is ze ingeschreven op 11 mei 1942. Ze heeft hier bijna vijf maanden gewoond. Leentje is niet getrouwd en heeft geen kinderen.
Ze gaat op 9 oktober 1942 vanuit Westerbork op transport naar Auschwitz en wordt daar drie dagen later vermoord.

 


Carel Hildesheim

Geboren: 11 juli 1911, Groningen
Laatste adres: Kraneweg 44a, Groningen
Weggevoerd naar Westerbork: 3/5 oktober 1942
Vermoord: 31 januari 1943, Auschwitz

Carel is geboren op 11 juli 1911 in Groningen. Zijn vader is Eliazer Hildesheim, zijn moeder is Lea Polak, beiden geboren in Groningen.
Hij heeft een zus: Mietje.
Carel is niet getrouwd, heeft geen kinderen en woont vanaf 1931, ruim 11,5 jaar op dit adres: Kraneweg 44A

Vader Eliazer is lid van de bekende bakkersfamilie Hildesheim in de Folkingestraat, voor veel Groningers bekend van de speciale broodjes, de “galletjes”.
In de familie leeft een sterke literaire traditie. Bakker Hildesheim, de opa van Carel, leest Goethe en Heine. Vader Eliazer is oogarts en later scheepsarts, maar zijn belangstelling gaat vooral naar literatuur en theater. Evenals zijn broer Carel, de oom en naamgenoot van Carel, schrijft en vertaalt hij poëzie.

Carel heeft zijn liefde voor de literatuur dus niet van vreemden. Hij staat geregistreerd als magazijnbediende en wordt zelfs een keer genoemd als zijnde makelaar. Maar uit alles blijkt dat zijn hart ook bij de literatuur ligt. Evenals vader vertaalt hij poëzie. Zo werkt hij aan de vertaling van kabbalistische verzen uit de middeleeuwen. Naast deze vertalingen publiceert hij gedichten van eigen hand. In 1941 verschijnt een gedicht van hem in het indertijd toonaangevende literaire blad ”De Gemeenschap”.
Carel is religieus geïnspireerd en zoekende. Dat blijkt uit de gedichten en uit persoonlijke documentatie. Hij heeft ruim voor de Duitse inval al contacten in christelijke kring en voelt zich aangetrokken tot het christendom. Op een zeker moment heeft hij de behoefte om toe te treden, al wil hij daarnaast lid blijven van de Joodse gemeente. Hij ziet er geen tegenstelling in en onderzoekt de mogelijkheden.
De toenemende dreiging van de vervolging maakt zijn zoektocht echter beladen.
De weg naar het christendom wil Carel niet benutten als vluchtweg om persoonlijk aan die vervolging te ontkomen. Hij wil “zijn volk” in deze moeilijke tijden niet in de steek laten. In een brief van september 1942 gericht aan de leiding van de christelijke gemeente in Groningen verwoordt Carel dit op gewetensvolle wijze als volgt:
“Nu weet ik wel dat het toetreden tot een Kerkgenootschap iets formeels is of kan zijn en hier zou ik mijn geweten in slaap kunnen sussen. Maar juist in deze tijd is dit niet op zijn plaats.”
Enkele weken na het schrijven van deze brief wordt Carel op transport gesteld naar Westerbork. Enige dagen later wordt hij gedeporteerd naar Auschwitz waar hij op 31 januari 1943 wordt vermoord.