Reint Albartus Dijkema
Geboren: 20 mei 1920, Smilde
Laatste adres: Jozef Israëlsstraat 16a, Groningen
Aangehouden: 4 juni 1944 in de Muurstraat, Groningen
Weggevoerd naar Kamp Vught: 18 juni 1944
Geëxecuteerd: 22 augustus 1944, Kamp Vught
Reint Dijkema is geboren als oudste zoon van Klaas Dijkema en Elske Catharina Riepma. Zijn vader koopt in 1926 de huisartsenpraktijk in Siddeburen. Op dat moment heeft het echtpaar vijf kinderen. In Siddeburen worden in het gereformeerde gezin nog twee kinderen geboren.
Op de christelijke lagere school en de christelijke hbs in de Stad is Reint een intelligente leerling, maar hij is ook een impulsieve en soms driftige jongen. Vlak na zijn 18e verjaardag schrijft hij zich in voor de studie medicijnen aan de Rijksuniversiteit en gaat op kamers in Groningen. Ook wordt hij lid van de protestants-christelijke studentenvereniging V.E.R.A. In de weekenden gaat hij vaak naar Siddeburen om bij zijn grote liefde, Ina Knottnerus, te zijn.
Als de Duitsers op 10 mei 1940 ons land binnenvallen, reageert hij zeer emotioneel. Hij probeert mee te vechten, maar wordt door Nederlandse officieren teruggestuurd. Zijn poging om naar Engeland te ontkomen, mislukt ook. Diep teleurgesteld en vol onbegrip komt hij weer in Groningen. Maar na een paar maanden, als het gewone leven zijn loop lijkt te krijgen, gaat hij weer aan de studie en begint hij aan het derde jaar.
Zijn opvoeding en de opstelling van V.E.R.A. hebben Reint sterk beïnvloed. Hij doet mee als V.E.R.A. in 1941 ondergronds gaat. Zijn studie raakt op de achtergrond door het organiseren van het verzet. En stopt helemaal in maart 1943 als hij weigert de loyaliteitsverklaring te tekenen. Om de verplichte tewerkstelling te voorkomen, duiken hij en veel van zijn studiegenoten onder.
Zijn vader overlijdt op 25 april 1942, nadat hij door ziekte gedwongen zijn praktijk in 1940 heeft moeten beëindigen en verkopen. Het gezin verhuist naar de Jozef Israëlsstraat 16a in Groningen. In de loop van de tijd verandert de sfeer in het gezin van mevrouw Dijkema, van openheid en spontaniteit is weinig meer over. Dit is het gevolg van het feit dat de vijf jongens van lieverlee meer betrokken raken bij het verzet.
De invoering van de Jodenster zet Reint en zijn broer Albartus aan tot het op straat dragen van de Jodenster. Al snel worden ze opgepakt en naar het Straf- en Werkkamp Amersfoort voor heropvoeding gestuurd, waar zij mishandeld worden en ondervoed raken. Na zes weken komen ze vrij en worden opgevangen op de boerderij bij de moeder van Ina.
Deze ervaringen hebben grote gevolgen voor de beide jongens en daarmee voor het gehele gezin Dijkema. Met name Reint ontsteekt in een grote woede en dat zet hem aan tot verdere verzetsacties. Zijn broer Piet steunt hem hierbij. In de loop van de tijd zet Reint zich op veel fronten in, zoals voor de Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers (LO). Ook zet hij zich in om distributiekantoren te overvallen en persoonsbewijzen en distributiebonnen te bemachtigen.
Samen met enkele voor hem betrouwbare personen richt hij een knokploeg op onder de naam ‘KP Remco’. Die krijgt in de loop van 1943 steeds meer vorm. Eind 1943 staan er nieuwe overvallen op stapel, die met min of meer succes worden uitgevoerd. Voor het uitvoeren van dit soort acties verzamelen ze voertuigen, uniformen en wapens, waarvan een deel op de zolder bij mevrouw Dijkema ligt.
Op 20 december 1943 krijgt Reint de opdracht om politieluitenant Elsinga te liquideren. Hij is hoofd van de Bijzondere Recherche in Groningen en is een felle antisemiet en een fanatieke speurder. Ondanks waarschuwingen dat hij moet stoppen met zijn jacht op onderduikers en verzetsmensen gaat hij daarmee door. Het LO besluit dat hij geliquideerd moet worden om hem te stoppen.
Reint en Piet hebben grote aarzelingen bij de opdracht. Het past niet bij hun gereformeerde geloof. Het gebod “ gij zult niet doden” is duidelijk. Na overleg met andere verzetsmensen besluiten zij de liquidatie toch uit te voeren, op Oudejaarsdag 1943. Direct daarna duiken ze onder.
De Duitsers reageren furieus en voeren op Oudejaarsnacht represailles uit. Zes mannen worden doodgeschoten en 36 mannen worden naar Kamp Vught als gijzelaar gebracht.
Beide broers hebben het moeilijk met het verwerken van de aanslag, de gevolgen van de represailles en de reacties die ze daarna te horen krijgen.
Eind januari 1944 voert de KP weer overvallen uit. De overvallen werden steeds moeilijker en gevaarlijker omdat de Duitsers alles doen om het verzet te onderdrukken. De overvallen ontaarden in vuurgevechten waarbij doden vallen en gewonden worden gearresteerd. Daarmee neemt het gevaar op ontdekking toe.
Begin juni, net op het moment dat de leden van de knokploeg besluiten een korte rustpauze te nemen, komt het bericht bij Reint dat het niet pluis is in de stad. Het is voor hem meteen duidelijk. De SD (de Sicherheitsdienst is de staatsinlichtingendienst van nazi-Duitsland) heeft eerder in de week belangrijke arrestaties verricht. Door verraad en door de gevolgen daarvan krijgt de SD greep op een groot deel van het ondergrondse netwerk.
Reint gaat direct naar de stad bij adressen langs om de mensen te waarschuwen. Ook worden de wapens vanuit de Jozef Israëlsstraat weggebracht. In de Muurstraat komt hij Jaap van de Sluis tegen, een oud-schoolgenoot en nu NSB-lid en politieman. Deze komt van de Jozef Israëlsstraat, waar hij is geweest om Reint te arresteren.
Met getrokken revolver sommeert hij Reint te blijven fietsen richting het Scholtenhuis op de Grote Markt. Reint was ongewapend maar wist zijn fiets nog zo te draaien dat ze tegen elkaar aanbotsen.
Reint rent de Butjesstraat in, gevolgd door van der Sluis, die 6, 7 keer op hem schiet. Hij rent de Pausgang door, de Hardewikerstraat in, waar hij zich in een keldertje verstopt. Op aanwijzing van een voorbijganger wordt hij opnieuw ingerekend.
Opnieuw lopen ze van de Hardewikerstraat, de Oude Boteringestraat in en worden ter hoogte van de Butjesstraat door een paar Duitse militairen aangehouden. Reint maakt hiervan gebruik door opnieuw de Butjesstraat in te rennen, beschoten door de militairen. Op het plaatsje bij het Klooster wordt hij gegrepen en, gewond aan arm en enkel afgevoerd naar het Scholtenhuis.
In het Scholtenhuis legt zijn bewaker zijn geweer op het bureau. Reint grijpt het geweer en schiet de bewaker neer, die later in het ziekenhuis overlijdt. In het Scholtenhuis ondergaat hij de gebruikelijke verhoren en martelingen. Op 18 juni 1944 wordt Reint Dijkema naar Kamp Vught gebracht. Daar wordt hij op 22 augustus 1944 geëxecuteerd.
In het boek “Doorgeven. Het verhaal van een Gronings verzetsgezin” beschrijft Ingrid van der Vlis de gebeurtenissen van het gezin Dijkema. In dit boek heeft de aanhouding van Reint Dijkema plaatsgevonden in de Poststraat. Uit later verkregen gegevens blijkt dat de aanhouding in de Muurstraat heeft plaatsgevonden.
Door Uitgeverij Profiel is toestemming gegeven voor het plaatsen van de foto’s van Reint Dijkema.