Meijer Levie
Geboren: 2 februari 1875, Eelde
Laatste adres: H.W. Mesdagstraat 13, Groningen
Weggevoerd naar Westerbork: 3/5 oktober 1942
Vermoord: 22 oktober 1942, Auschwitz
Meijer Levie is de zoon van Joseph Levie, veehandelaar in Eelde en Rika Leverpoll uit Geesteren. Meijer is ook veehandelaar en trouwt met Mathilde Marcus uit Rees in Duitsland. Zij gaan wonen in Gemen in de Neustrasse 98. Een onderzoek, gedaan door scholieren en docenten uit Gemen*, zegt: “Auf dem mittleren Teil des Borkener Holzplatzes fand regelmäszig eind Rindviehmarkt statt, auf dem jüdische Händler wie auch Jupp Meijer Levie kauften und verkauften”. Joseph ofwel Jupp is de zoon van Meijer Levie. Hij is ook veehandelaar.
Het echtpaar krijgt tussen 1902 en 1910 zes kinderen, vijf dochters: Julie, Rosa, Selma, Hedwig, Ottilia en als laatste een zoon: Joseph.
Meijer en Mathilde vluchten in september 1938 naar Nederland.
“Die Familie is am 19.09.1938 in die Niederlande ausgewandert. Sie verkauften ihr Haus……..und flüchteten.”*
Meijer gaat als eerste. Hij woont enkele weken bij zijn oudste dochter Julie in de Folkingestraat 33 in Groningen. Julie is dienstbode in Groningen. Ze trouwt met Hartog Gosschalk, slager. Ze krijgen twee kinderen: Sare en Meijer.
Vanaf 23 september 1938 wonen Meijer en Mathilde op H.W. Mesdagstraat 13. Daar voegen zich ook dochter Rosa, hun zoon Joseph, zijn vrouw Else Metzger en hun dochtertje Marga bij hen.
Dochter Selma is verkoopster en trouwt met Jacob Waag, handelsreiziger. Ze wonen in de Oosterstraat 1 in Groningen.
Dochter Hedwig trouwt met Julius Jacobs, paardenslager in Enschede. Het echtpaar blijft kinderloos.
Dochter Ottilia trouwt met Mozes Lehman. Het echtpaar woont in Hardenberg en krijgt drie kinderen: Sientje, Mathilde en Liepman. In Hardenberg staat een gedenkteken voor deze familie.
In 1942 overlijdt Mathilde. Vijf maanden later, op 22 oktober 1942 wordt Meijer vermoord in Auschwitz.
Vrijwel al zijn kinderen en hun gezinnen zijn eveneens vermoord in Auschwitz, tussen oktober 1942 en februari 1943. Zoon Joseph pleegt zelfmoord in april 1943 in Westerbork. Vijf maanden eerder is hij vader geworden van dochter Friedel. Hedwig overleeft als enige van de familie de oorlog. Zij overlijdt in 1961.
*Das Schicksal der jüdischen Familien in Borken und Gemen zur zeit des Nationalsozialismus- ein Schülerprojekt”.
Rosa Levie
Geboren: 25 maart 1903, Gemen (bij Kleef, Duitsland)
Laatste adres: H.W. Mesdagstraat 13, Groningen
Weggevoerd naar Westerbork: waarschijnlijk 3/5 oktober 1942
Vermoord: 29 oktober 1942, Auschwitz
Rosa is de dochter van Meijer Levie en Mathilde Marcus. Ze heeft vier zusjes en een broer. Haar vader is veehandelaar in Duitsland. Als de grond hen te heet onder de voeten wordt, verhuizen ze naar Nederland. Haar ouders, haar jongere broer Joseph en zijn vrouw Else en hun dochtertje Marga staan op de woningkaart van de H.W. Mesdagstraat 13 te Groningen ingeschreven op 23 september 1938. De datum van inschrijving van Rosa is 15 april 1939. Rosa is ongehuwd gebleven.
In 1942 overlijdt moeder Mathilde. Rosa is vermoord in Auschwitz op 29 oktober 1942.
Vrijwel haar hele familie is rond die tijd vermoord in Auschwitz. Haar broer Joseph pleegt het jaar daarop zelfmoord in Westerbork. Haar zus Hedwig overleeft als enige van de familie de oorlog. Zij overlijdt in 1961.
Joseph Levie
Geboren: 20 april 1910, Gemen (Duitsland)
Laatste adres: H.W. Mesdagstraat 13, Groningen
Weggevoerd naar Westerbork: waarschijnlijk 3/7 oktober 1942
Suïcide: 29 april 1943, Westerbork
Joseph Levie is de enige zoon van Meijer Levie en Mathilde Marcus.
Hij heeft nog vijf oudere zussen. Hij is – evenals zijn vader- veehandelaar. De familie woont in Duitsland. Daar trouwt hij met Else Metzger uit Borken. In 1937 krijgen zij dochtertje Marga.
Als de grond hen te heet onder de voeten wordt, gaat het gezin naar Nederland. Zij staan op 23 september 1938 ingeschreven in de H.W. Mesdagstraat 13 in Groningen samen met de ouders van Joseph.
Ook zijn zus Rosa woont op dit adres.
Zijn vrouw Else is zwanger als zij begin oktober 1942 naar Westerbork moeten. Daar ziet op 6 januari 1943 zijn dochter Friedel het levenslicht. Vrijwel zijn hele familie is op dat moment al vermoord. Op 29 april 1943 maakt Joseph in Westerbork zelf een einde aan zijn leven.
Voor zijn vrouw Else en dochters Marga en Friedel volgt drie weken later deportatie naar Sobibor, waar ze alle drie op 21 mei 1943 zijn vermoord.
Else Levie-Metzger
Geboren: 6 oktober 1911, Borken (Duitsland)
Laatste adres: H.W. Mesdagstraat 13, Groningen
Weggevoerd naar Westerbork: 3/7 oktober 1942
Vermoord: 21 mei 1943, Sobibor
Van het leven van Else Metzger voor haar huwelijk is niets bekend.
Ze ontmoet Joseph Levie uit Gemen (bij Borken, vlak over de grens bij Winterswijk) en trouwt met hem. Hij is veehandelaar. In 1937 krijgen zij dochter Marga.
Als de grond hen in Duitsland te heet onder de voeten wordt, vertrekken ze naar Nederland. Vanaf 23 september 1938 staan ze ingeschreven op de woningkaart van H.W. Mesdagstraat 13, samen met haar schoonouders Meijer en Mathilde Levie-Marcus. Ook Rosa, de oudere zus van Joseph woont hier.
Else is zwanger, als begin oktober 1942 het hele gezin naar Westerbork moet. Dochtertje Friedel ziet in dit kamp op 6 januari 1943 het levenslicht. Op dat moment is vrijwel de hele familie Levie al vermoord. Eind april 1943 maakt Joseph een eind aan zijn leven in Westerbork. Drie weken later gaan Else, Marga van 6 en baby Friedel op transport. Als ze in Sobibor aankomen, worden ze alle drie op diezelfde dag nog vermoord.
Marga Levie
Geboren: 7 juni 1937, Gemen (Duitsland)
Laatste adres: H.W. Mesdagstraat 13, Groningen
Weggevoerd naar Westerbork: 3/7 oktober 1942
Vermoord: 21 mei 1943, Sobibor
Marga Levie is geboren in Gemen in Duitsland, Noordrijn- Westfalen, als dochter van Joseph Levie en Else Levie-Metzger. Als ze ruim een jaar is, vluchten haar ouders naar Nederland. In een project van scholieren en docenten over de familie Levie in Gemen staat dat de familie op 19 september 1938 Gemen verlaat. Op 23 september 1938 staat het gezin ingeschreven op de woningkaart van H.W. Mesdagstraat 13.
De kleine Marga woont dan met haar grootouders Meijer Levie en Mathilde Levie-Marcus, haar tante Rosa en haar ouders in de H.W. Mesdagstraat in Groningen.
Haar moeder Else is zwanger als ze begin oktober 1942 naar Westerbork moeten. Daar ziet drie maanden later haar zusje Friedel het levenslicht. Marga is zes jaar als haar vader in Westerbork een einde aan zijn leven maakt.
Op 18 mei 1943 wordt ze samen met haar moeder en zusje Friedel weggevoerd naar Sobibor, waar ze alle drie op 21 mei 1943 worden omgebracht.
Friedel Levie
Geboren: 6 januari 1943, kamp Westerbork
Laatste adres: kamp Westerbork
Vermoord: 21 mei 1943, Sobibor
De moeder van Friedel, Else Levie-Metzger, is 32 jaar en zwanger van Friedel tijdens de deportatie naar Westerbork, begin oktober 1942. Na haar vlucht uit Duitsland in 1938 woont Else met haar man Joseph en dochtertje Marga aan de H.W. Mesdagstraat 13 in Groningen. Op dit adres wonen ook Friedels opa en oma en tante Rosa.
Friedel ziet begin januari in kamp Westerbork het levenslicht. Haar zusje Marga is dan zes jaar oud. Op dat moment is vrijwel de hele familie van haar vader al vermoord. Als Friedel vier maanden oud is, maakt haar vader in kamp Westerbork zelf een einde aan zijn leven.
Drie weken later wordt zij met haar moeder en zusje op transport gesteld naar Sobibor, waar zij alle drie op 21 mei 1943 direct na aankomst worden vermoord.
Nathan Fürst
Geboren: 25 oktober 1880, Pressburg (nu Bratislava, hoofdstad van Slowakije)
Laatste adres: H.W. Mesdagstraat 13, Groningen
Weggevoerd naar Westerbork: waarschijnlijk 3/5 oktober 1942
Vermoord: 12 oktober 1942, Auschwitz
Nathan Fürst, een streng orthodoxe koopman, is de zoon van Samuel Fürst en Rosi (Resi) Grünwald. Voor zover bekend heeft hij geen broers en zussen. Hij komt oorspronkelijk uit Bratislava, aan het begin van de 20ste eeuw een belangrijk Joods centrum. Hij trouwt met Katti Hacker uit Kobersdorf, een kleine stad in Oostenrijk vlakbij de grens van Hongarije. Ze gaan in Wenen wonen en krijgen drie kinderen Sigmund (Ziggi), Rosa (1908) en Gertrud, later Golda genoemd (1910).
Hun dochter Rosa vlucht met haar man Adolf Schöps en dochtertje Evelyn naar Groningen in Nederland en zij vertrekken van daaruit in 1939 naar Amerika. Ze staan ingeschreven op de passagierslijst van Rotterdam naar Ellis Island. Ze raden hun ouders aan hetzelfde te gaan doen. Katti en Nathan komen op 1 februari 1939 vanuit Wenen via Zevenaar In Rotterdam aan. Ze zitten daar zes maanden in opvangcentrum Heijplaat. Heijplaat is een deel van Rotterdam ten zuiden van de Nieuwe Maas.
In de jaren dertig komt er een grote stroom vluchtelingen op gang van Duitse en Oost-Europese Joden. Een groot deel van hen gaat naar Rotterdam, in de hoop via de Rotterdamse haven naar Noord-of Zuid Amerika te komen. Voor de opvang van de vluchtelingen wordt het voormalig quarantainegebouw op Heijplaat gebruikt. Dit gebouw wordt in 1934 geopend om zeelieden met een besmettelijke ziekte op te vangen. De opvang en behuizing voor deze vluchtelingen is erg slecht.
Het loopt voor Nathan en Katti anders dan ze voor ogen hebben. Wat bij hun dochter, schoonzoon en kleindochter lukt, gaat bij hen niet door. Uit het archief van de Nederlands-Israëlitische gemeente Groningen 1945-1990 met toegangsnummer 368 rapport 424: “Ze zijn van Febr. 1939 tot Juli 1939 in Heijplaat geweest, en zijn toen door het bereiken van de leeftijdsgrens uit het kamp ontslagen. Ze zijn toen naar Groningen, waar hun schoonzoon woonde, verhuisd. de menschen zijn direct in de steun opgenomen en zijn in pension gaan wonen. Fam. Fürst is streng orthodox en moest van begin af f. 20.- per week voor beide menschen betaald worden. Bovendien kregen zij nog f. 1.25 p. week zakgeld”.
Op de woningkaart van de Folkingestraat 19 staan Nathan en Katti bijgeschreven op 10 augustus 1939. Bij het bombardement op Rotterdam op 14 mei 1940 verliezen zij al hun bezittingen die daar zijn opgeslagen. Nathan probeert nog schadevergoeding te krijgen : “ Dit heeft F. met de opsomming van de verloren goederen gedaan. van de enquetecommissie te Rotterdam heeft hij 9 september 1940 bericht ontvangen, dat zijn opgave met een schadeopgave van f. 750. geboekt zou zijn “ . Op 14 februari 1941 verhuizen ze naar de H.W. Mesdagstraat 13. Op dat adres woont ook de familie Levie.
Nathan is waarschijnlijk tussen 3 en 5 oktober 1942 naar Westerbork gedeporteerd. Hij wordt kort daarna op 12 oktober 1942 in Auschwitz vermoord.
Zijn zoon Sigmund vlucht naar Israël, waar hij een gezin sticht. Zijn dochter Gertrud komt terecht in Pennsylvania, waar zij trouwt met Ernst Ultman en een zoon krijgt, Jim.
Nathan is bijna 62 jaar geworden.
Katti Fürst-Hacker
Geboren: 28 april 1876, Kobersdorf, (Oostenrijk)
Laatste adres: H.W. Mesdagstraat 13, Groningen
Weggevoerd naar Westerbork: waarschijnlijk 3/5 oktober 1942
Vermoord: 12 oktober 1942, Auschwitz
Katti is de dochter van Leopold Hacker en Golde Mandel. Zij komt uit een groot gezin: ze heeft vijf broers en vijf zussen. Ze is geboren in Kobersdorf, een kleine plaats in het oosten van Oostenrijk, vlakbij de Hongaarse grens. Dat is ruim honderd km verwijderd van Pressburg ( nu Bratislava, de hoofdstad van Slowakije), de geboorteplaats van haar man Nathan Fürst. Ze krijgen drie kinderen: Sigmund (Ziggi), Rosa (1908) en Gertrud (1910), later Golda genoemd.
Dochter Rosa trouwt met Adolf Schöps. Dit gezin vlucht met dochtertje Evelyn naar Nederland, naar Groningen. Zij vertrekken van daaruit in 1939 naar Amerika, ze staan ingeschreven op de passagierslijst van Rotterdam naar Ellis Island. Ze raden hun ouders aan hetzelfde te gaan doen. Waarop Nathan al zijn bezittingen vanuit Wenen naar Rotterdam verstuurt. Katti en Nathan komen op 1 februari vanuit Wenen via Zevenaar in Rotterdam aan. Van beiden worden een foto en vingerafdrukken gemaakt als ze in vluchtelingenkamp Heijplaat aankomen.
Ze zitten daar zes maanden. Heijplaat is een deel van Rotterdam ten zuiden van de Nieuwe Maas.
In de jaren dertig komt er een grote stroom vluchtelingen op gang van Duitse en Oost-Europese Joden. Een groot deel daarvan gaat naar Rotterdam in de hoop via de Rotterdamse haven naar Noord- of Zuid Amerika te komen. Deze vluchtelingen worden deels opgevangen in een quarantainegebouw om zeelieden met een besmettelijke ziekte op te vangen. De opvang en behuizing voor deze vluchtelingen is erg slecht.
Het loopt voor Nathan en Katti anders dan ze voor ogen hebben. Wat bij hun dochter, schoonzoon en kleindochter lukt, gaat bij hen niet door. Uit het archief van de Nederlands-Israëlitische gemeente 1945-1990, toegangsnummer 368, toegangsnummer 424: “ Ze zijn van Febr.1939 tot Juli 1939 in Heijplaat geweest en zijn toen door het bereiken van de leeftijdsgrens uit het kamp ontslagen. Ze zijn toen naar Groningen, waar hun schoonzoon woonde, verhuisd. De menschen zijn direct in de steun opgenomen en zijn in pension gaan wonen. Fam. Fürst is streng orthodox en moest van begin af f.20,- per week voor beide menschen betaald worden. Bovendien kregen zij nog f.1.25 per week zakgeld”.
Op de woningkaart van de Folkingestraat 19 staan Nathan en Katti bijgeschreven op 10 augustus 1939. Bij het bombardement op 14 mei 1940 op Rotterdam verliezen zij al hun bezittingen die daar zijn opgeslagen. Nathan probeert nog schadevergoeding te krijgen: “Dit heeft F. met de opsomming van de verloren goederen gedaan. Van de enquetecommissie te Rotterdam heeft hij 9 september 1940 bericht ontvangen, dat zijn opgave met een schadevergoeding van f. 750,- geboekt zou zijn”.
Op 14 februari 1941 verhuizen ze naar de H.W. Mesdagstraat 13. Op dat adres woont ook de familie Levie.
Katti wordt waarschijnlijk tussen 3 en 5 oktober 1942 naar Westerbork gedeporteerd. Zij wordt kort daarna op 12 oktober 1942 in Auschwitz vermoord.
Katti is 66 jaar geworden.
Hun zoon Sigmund vlucht naar Israël, waar hij een gezin sticht. Hun dochter Gertrud komt terecht in Pennsylvania, waar zij trouwt met Ernst Ultman en een zoon krijgt, Jim.