Rosalie Goldsmit-Leviticus
Geboren: 14 februari 1887, Grave
Laatste adres: Wassenberghstraat 55b, Groningen
Weggevoerd naar Westerbork: 28 november 1942
Vermoord: 11 december 1942, Auschwitz
Rosalie Leviticus is de dochter van Aäron Leviticus, handelaar in lompen en ijzer, en Catharina van Leeuwen. Zij trouwt in 1918 op 31-jarige leeftijd te Gorinchem met Benjamin Goldsmit, geboren 1878, horlogemaker te Delfzijl. Benjamin heeft een familiebedrijf in goud, zilverwerken en uurwerken in Delfzijl.
Rosalie en Benjamin krijgen drie kinderen: Jette (1919), Nephthalie (1920) en Cato (1922).
Benjamin overlijdt in 1938 in Delfzijl. Rosalie zet het familiebedrijf voort. Eerst vanuit Delfzijl en later vanaf het adres aan de Wassenberghstraat 55b in Groningen. Het karakter van het bedrijf, nu genaamd “Technisch Handelsbedrijf ENGO”, verandert enigszins en gaat mee met de tijd. De handel breidt zich vanaf 1940 uit naar elektrische apparaten, waaronder broodroosters, scheerapparaten en schakelklokken.
Op 18 maart 1942 liquideren de nazi’s haar bedrijf op grond van de “Verordening tot verwijdering van joden uit het bedrijfsleven”. Daarmee is Rosalie haar inkomen en haar bestaanszekerheid kwijt. Rosalie geeft vervolgens als huisbezoekster voor de Joodse Raad op dat zij optiekverkoopster is.
Acht maanden later is Rosalie weggevoerd naar Westerbork, tegelijk met haar kinderen Jette en Nephthalie. Haar dochter Cato is daar vanuit haar werk als verpleegster in Apeldoorn al eerder naar toe gebracht. Rosalie is op 11 december 1942 in Auschwitz om het leven gebracht. Ook haar drie kinderen zijn vermoord.
In 2020 duikt er een kruidenbusje oftewel een besamiembusje op uit het huishouden van Rosalie Goldsmit via een bericht aan de synagoge in Groningen.
Een voormalig buurmeisje van Wassenberghstraat 57b (het bovenhuis van het huis waar het gezin van verzetsstrijder Casper Naber woont) schrijft het volgende: “Ik ben in het bezit van een kruidenbusje van de familie Goldsmit. Dit heb ik geërfd van mijn moeder. Die had het in bewaring gekregen van de fam. Goldsmit, voordat de familie werd afgevoerd.”
De schrijfster herinnert zich dit alles als volgt: ”Ik moet nét twee zijn geweest, toen wij de spullen bij ons aantroffen. Wij waren aan het logeren geweest. Wij kwamen thuis, ik mocht als eerste naar boven, ging de huiskamer in en zag al die prachtige dingen. Mijn moeder komt boven, ziet die spullen, barst in huilen uit en rent naar beneden <naar buurman Casper Naber> om te vragen wat die spullen daar doen. De Goldsmitjes hadden die daar voor hun “vertrek” neergezet. Dit is één van mijn eerste herinneringen. Ik heb nadien mijn moeder nog maar één keer zien huilen.”
“Na de oorlog heeft mijn moeder geïnformeerd of er iemand van de buren was teruggekomen. Nee dus. Door twee inbraken bij mijn ouders later was alleen het besamiembusje overgebleven.
Toen ik het kreeg heb ik ook navraag gedaan en kreeg ook een ontkennend antwoord. Mijn vraag <aan de synagoge> is: is er érgens iemand te vinden die afstamt van de fam. Goldsmit uit de Wassenberghstraat? Zo ja, dan zou ik dit busje graag aan dat familielid teruggeven.”
Via de synagoge komt deze vraag bij Stichting Stolpersteine Schilderswijk Groningen terecht. En ja, er is een ver familielid dat wij gevonden hebben bij onze pogingen om nabestaanden te kunnen betrekken bij het leggen van de Stolpersteine. En naar dit familielid gaat het kruidenbusje. Op een bijzondere manier weer thuisgebracht.
Jette Goldsmit
Geboren: 1 maart 1919, Delfzijl
Laatste adres: Wassenberghstraat 55b, Groningen
Weggevoerd naar Westerbork: 28 november 1942
Vermoord: 11 december 1942, Auschwitz
In het gezin van Rosalie en Benjamin Goldsmit–Leviticus is Jette het oudste kind. In 1920 en in 1922 zien haar broer Nephthalie en zusje Cato het levenslicht. Vader Benjamin Goldsmit runt een familiebedrijf in goud, zilverwerken en uurwerken in Delfzijl. Hij heeft dit bedrijf van zijn vader overgenomen.
Jette houdt van toneelspelen. Zij staat samen met de leden van de toneelvereniging ‘Vreugde en Vriendschap’ op een foto, in 1937 genomen voor hotel ‘Dik’ in Delfzijl. Jette heeft een zware slag te verwerken als in 1938 haar vader overlijdt. Zij is dan 19 jaar. Haar moeder zet vanaf 1938 het familiebedrijf voort. Vanaf 1939 aan de Wassenberghstraat 55b in Groningen, waar het gezin ook woont.
Van Jette is bekend dat zij boekhoudster, correspondent en huishoudster is. Of zij in het bedrijf van haar moeder werkt, is niet met zekerheid vast te stellen.
Samen met haar moeder en haar broer is zij in november 1942 weggevoerd naar Westerbork. Haar zus Cato is daar al eerder vanuit Apeldoorn, waar zij als verpleegster werkt, aangekomen. Na aankomst in Auschwitz wordt Jette op 11 december 1942 vermoord. Ook haar moeder Rosalie, broer Nephthalie en zus Cato zijn in of nabij Auschwitz vermoord.
Nephthalie Goldsmit
Geboren: 18 mei 1920, Delfzijl
Laatste adres: Wassenberghstraat 55b, Groningen
Weggevoerd naar Westerbork: 28 november 1942
Vermoord: 30 april 1943, omgeving Auschwitz
Nephthalie is het middelste kind en de enige zoon in het gezin van Rosalie en Benjamin Goldsmit–Leviticus. In 1919 is zijn oudste zusje Jette geboren en in 1922 ziet zijn jongste zusje Cato het levenslicht.
Zijn vader Benjamin runt een familiebedrijf in goud, zilverwerken en uurwerken in Delfzijl.
Van Nephthalie is bekend dat hij een zwakke gezondheid heeft. Het verhindert hem niet om in Appingedam de opleiding HBS-b te volgen. Hij heeft belangstelling voor kunst en volgt kunstnijverheidsonderwijs. Hij bewerkt later kunsthoorn en kunsthars. Nephthalie is net 18 jaar als in 1938 zijn vader overlijdt. Zijn moeder zet vanaf 1938 het familiebedrijf voort. Nephthalie en zijn familie verhuizen in 1939 naar Groningen en het bedrijf wordt dan gevestigd aan de Wassenberghstraat 55b, waar het gezin ook gaat wonen.
Samen met zijn moeder en zijn oudste zuster is Nephtalie eind november 1942 weggevoerd naar Westerbork. Voor zijn moeder Rosalie en zus Jette volgt op 8 december 1942 deportatie naar Auschwitz. Nephthalie vertrekt uit Westerbork met het transport van 16 februari 1943. Hij is twee maanden later vermoord in de omgeving van Auschwitz. Zijn moeder en beide zusjes zijn dan al vermoord.
Cato Goldsmit
Geboren: 4 maart 1922, Delfzijl
Weggevoerd naar Westerbork: 22 januari 1943
Vermoord: 5 februari 1943, Auschwitz
Cato is het jongste kind in het gezin van Rosalie en Benjamin Goldsmit-Leviticus.
Benjamin Goldsmit runt een familiebedrijf in goud, zilverwerken en uurwerken in Delfzijl. Hij heeft dit bedrijf van zijn vader overgenomen.
Als Cato 16 jaar is, overlijdt haar vader. Haar moeder neemt het bedrijf over. Een jaar later, in 1939 verhuist het gezin naar Groningen, naar Wassenberghstraat 55b, waar ook het bedrijf wordt gevestigd. Cato behaalt haar mulodiploma en werkt eerst enige tijd op kantoor.
Cato vertrekt op 17 maart 1940 – net 18 jaar oud – als leerling-verpleegster naar het Centraal Israëlitisch Krankzinnigengesticht “Het Apeldoornsche Bosch” te Apeldoorn. Zij is het enige kind van het gezin dat het ouderlijk huis officieel verlaat en wordt inwoonster van de gemeente Apeldoorn. Ondanks dat blijft zij ook ingeschreven op het ouderlijk adres zoals blijkt uit de adresboeken van de gemeente Groningen uit 1941 en 1942.
Cato slaagt in Apeldoorn voor het eerste deel van haar opleiding en staat te boek als een bruikbare kracht met goede gezondheid. Nog geen 21 jaar oud, gaat zij op 22 januari 1943 vanuit Apeldoorn op transport naar Westerbork. Drie maanden later komen haar moeder, broer en zus daar ook terecht. Cato is op 5 februari 1943 in Auschwitz vermoord.
Jozeph Kroon
Geboren: 23 augustus 1917, Veendam
Laatste adres: Wassenberghstraat 55b, Groningen
Weggevoerd naar Westerbork: 24 augustus 1942
Vermoord: 30 september 1942, Auschwitz
Jozeph Kroon is van beroep boekhouder en een zoon van Benjamin Kroon en Rebekka ter Berg, die in Meppel wonen. De vader van Jozeph is godsdienstleraar en ambtenaar van de Joodse gemeente.
Jozeph woont in elk geval vanaf 10 augustus 1938 in Groningen, hij woont dan in de Folkingestraat 39a. Sinds 5 december 1941 woont hij aan de Wassenbergstraat 55b. De gemeente schrijft hem op 14 januari 1943 uit op dit adres.
In 1942 verblijft Jozeph enige tijd in werkkamp Kloosterhaar in Hardenberg. Het kamp is in de jaren ’30 ingericht in het kader van werkverschaffing. In 1942 verandert het in een werkkamp voor Joodse mannen. Op 10 juli 1942 vertrekt een groep mannen uit Groningen (stad en provincie) gedwongen naar het kamp. Daar verrichten zij landarbeid voor de Nederlandse Heidemaatschappij. Op 3 oktober 1942 gaan zij naar Westerbork. Mogelijk is Jozeph Kroon eerder uit Kamp Kloosterhaar ontsnapt, want hij belandt na een razzia in Groningen, in augustus 1942 in Kamp Westerbork. Daar trouwt hij op 22 augustus 1942 met Alida Sanders, dochter van Eduard Sanders en Leentje Bollegraf. Eduard Sanders is een rondreizend fotograaf, die ook in Groningen foto’s heeft gemaakt.
Op 24 augustus wordt Jozeph op transport gesteld en een maand later in Auschwitz vermoord.