Maurits Goudsmit
Geboren: 7 juni 1889, Groningen
Laatste adres: H.W. Mesdagstraat 71a, Groningen
Weggevoerd naar Westerbork: 3/5 oktober 1942
Vermoord: 22 oktober 1942, Auschwitz
Maurits is het vijfde kind van Abraham Philip Goudsmit en Henderiena Pels. De oudste van zijn broers en zussen, Regine, heeft hij niet gekend. Ze was eind 1886 overleden, vier jaar oud. Vóór Maurits waren Helena (1884), Philippus (1885) en Bertha (1887) geboren. En na hem komen nog een zusje en twee broers: Regina (1891), Nico (1892) en Louis (1894).
Maurits’ vader is eerst winkelbediende, maar rond 1890 hebben zijn ouders samen als ‘Goudsmit & Pels’ een winkel in paraplu’s en behang aan de Poelestraat in Groningen. Na enkele verhuizingen specialiseren ze zich in behang op het adres Zwanestraat 5 en in 1923 gaan ze verder als groothandel. In 1925 treedt vader Abraham Philip uit en wordt de zaak voortgezet als “NV Behangselpapiergroothandel v/h firma A. Goudsmit” met broers Philip en Nico als directeuren. Op 5 februari van hetzelfde jaar begint Maurits voor zichzelf op het adres Hoendiepskade 30. Als importeur van en grossier in pakpapier en bindtouw blijft hij in dezelfde branche als zijn vader en broers. Maurits blijft bij zijn ouders wonen, die in mei 1923 van de Oude Ebbingestraat naar de Jozef Israëlsstraat verhuizen. Zijn moeder overlijdt daar in 1927. In 1933 komt zijn zuster Bertha uit Den Haag, waar ze vanaf 1920 had gewerkt, terug naar Groningen om enkele dagen na thuiskomst in het ouderlijk huis te overlijden.
Maurits trouwt na een verloving van ruim een jaar op 27 mei 1937 in het stadhuis en op zondag 30 mei in de Synagoge met Henderina (‘Henny’) van Gelder. Ze is dochter van taxateur Joseph Philip van Gelder en Leentje Blok, 32 jaar oud. Vier dagen na hun trouwen betrekt het paar het huis aan de H.W. Mesdagstraat 71a, Daar krijgen zij op 1 maart 1938 hun zoon Joseph. In maart 1941 komt nichtje Jochébed, de jongste dochter van Maurits’ broer Nico, voor een half jaar bij hen wonen. Jochébed, die dan acht jaar oud is, en haar twee oudere zusters kunnen niet thuis blijven wonen, omdat hun moeder net overleden is. Dan maakt de oorlog een einde aan alles. Maurits is opgepakt tijdens de grote razzia van begin oktober 1942 en naar Westerbork overgebracht. Hij maakt niet meer mee dat de nazi’s zijn bedrijf, waarmee hij in 1940 en 1941 nog op de najaarsbeurs in de Harmonie stond, op 22 oktober 1942 opheffen. Op 19 oktober is Maurits naar Auschwitz gedeporteerd, waar hij drie dagen later is vermoord. Zijn vrouw en zoon worden op 12 november ’s ochtends uit hun huis gehaald. Zij worden op 20 november 1942 naar Auschwitz gedeporteerd. De kleine Joseph overlijdt al onderweg, zijn moeder is evenals haar ouders bij aankomst op 23 november vermoord.
Van Maurits’ ouderlijk gezin overleven zijn boer Nico en diens drie dochters de oorlog. Ook een zoon van zijn oudste broer Philip en een zoon van zijn jongste broer Louis overleven.
Henderina Goudsmit – van Gelder
Geboren: 22 januari 1905, Groningen
Laatste adres: H.W. Mesdagstraat 71a, Groningen
Weggevoerd naar Westerbork: 12 november 1942
Vermoord: 23 november 1942, Auschwitz
Henderina (‘Henny’) van Gelder is de derde dochter van Joseph Philip (‘Jozef’) van Gelder en Leentje Blok. Haar zusters Sara en Grietje (‘Greta’) zijn geboren in 1902 en 1904. In 1917 bevalt Leentje Blok nog van een levenloos kind. Het gezin woont in de Folkingestraat, eerst op nummer 18a en vanaf 1925 op 27a. Jozef van Gelder is een bekend makelaar-taxateur en veilingmeester, waarmee hij in de voetsporen van zijn vader Louis van Gelder treedt. Als Henny 32 jaar oud is, trouwt ze na een verloving van een jaar met Maurits Goudsmit, eerst op 27 mei 1937 in het Stadhuis en op zondag 30 mei in de Synagoge. Vier dagen na hun trouwen betrekt het paar het huis aan de H.W. Mesdagstraat 71a. Daar krijgen zij op 1 maart 1938 hun zoon Joseph.
In maart 1941 komt nichtje Jochébed, de jongste dochter van Maurits’ broer Nico, voor een half jaar bij hen wonen. Jochébed, die dan acht jaar oud is, en haar twee oudere zusters kunnen niet thuis blijven wonen, omdat hun moeder net overleden is.
Jochébed is op 12 november 1942 getuige van het transport van haar tante Henny en neefje Joseph naar Westerbork. In een video, opgenomen op 9 november 2016, vertelt ze dat ze ‘s ochtends op weg naar school met haar zus Liesje eerst langs het huis van haar oom en tante in de H.W. Mesdagstraat fietste. Omdat het huis verzegeld was, fietsten Jochébed en Liesje naar het Hoofdstation, waar ze hun tante en neefje nog zagen en naar hen zwaaiden. Opperrabbijn Simon Dasberg, die op het station was om afscheid te nemen van zijn gemeenteleden, waarschuwde de meisjes dat ze naar school moesten gaan voordat ze zelf ook opgepakt zouden worden.
Echtgenoot Maurits Goudsmit is op dat moment al dood. Hij is drie weken daarvoor in Auschwitz vermoord. De nazi’s hebben hem tijdens de grote razzia van begin oktober opgepakt en na een verblijf van twee weken in Westerbork naar Auschwitz gedeporteerd.
Henny Goudsmit – van Gelder en Joseph Goudsmit vertrekken op 20 november naar Auschwitz. De kleine Joseph komt waarschijnlijk al tijdens het transport om. Zijn moeder is vrijwel direct na aankomst, op 23 november 1942 vermoord.
Van het ouderlijk gezin van Henny heeft niemand de oorlog overleefd. Haar ouders, haar zusters en hun echtgenoten en kinderen zijn in Auschwitz omgebracht.
Joseph Goudsmit
Geboren: 1 maart 1938, Groningen
Laatste adres: H.W. Mesdagstraat 71a, Groningen
Weggevoerd naar Westerbork: 12 november 1942
Omgekomen: 21 november 1942 onderweg naar Auschwitz
Joseph (‘Jopie’) Goudsmit is de zoon en het enig kind van Maurits Goudsmit en Henderina (‘Henny’) van Gelder. Zijn ouders trouwen in mei 1937. In maart 1941 komt zijn nichtje Jochébed, de jongste dochter van zijn oom Nico Goudsmit, voor een half jaar bij het gezin Goudsmit – van Gelder in huis wonen. Bij de grote razzia van 3 tot 5 oktober 1942 is Maurits Goudsmit, de vader van Joseph opgepakt, naar Westerbork en kort daarna naar Auschwitz gedeporteerd. Daar is hij op 22 oktober 1942 vermoord. In de vroege ochtend van 12 november 1942 halen de nazi’s Joseph en zijn moeder uit hun huis. Zij zijn via het Groningse station overgebracht naar Westerbork. Jochébed Goudsmit fietst die dag op weg naar school met haar oudere zuster Liesje langs het huis van haar oom en tante in de H.W. Mesdagstraat. Ze vertelt in 2016 in een video dat ze het verzegelde huis zagen en doorfietsten naar het station. Daar zagen ze hun tante en neefje Jopie nog, ze zwaaiden naar elkaar.
Na ruim een week in Westerbork vertrekt op 20 november 1942 de trein die Joseph en zijn moeder naar Auschwitz brengt. Uit de datum van overlijden van Joseph en de duur van de reis naar Auschwitz (driedagen) volgt dat Joseph onderweg naar Auschwitz omgekomen is.
Jakob Koning
Geboren: 13 maart 1922, Stedum.
Laatste adres: H.W. Mesdagstraat 71a, Groningen.
Opgepakt bij een razzia op het Zuiderdiep te Groningen.
Omgekomen: 18 augustus 1945, Dresden
De ouders van Jakob zijn Henderikus Koning en Trijntje van der Molen. Oorspronkelijk komen deze ouders uit het Noorden van het land: vader staat in de gemeente Loppersum ingeschreven als veldarbeider, moeder is geboren in Stedum.
Jakob [Jaap] is ook geboren in Stedum, evenals zijn oudere broer Jan. Met zijn vieren verhuizen ze per 19 juli 1922 naar Vlissingen. Daar zijn de twee jongere broers, Johan en Hillebrand, geboren.
In Zeeland werkt vader als zeeloods bij de loodsdienst. Het gezin komt terug naar Groningen alsde Duitse bezetter de vader op wachtgeld zet. Desondanks krijgt hij van de Scheepvaartinspectie per 1 oktober 1942 een aanstelling als tijdelijk adjunct-expert en controleambtenaar luchtbescherming voor de binnenscheepvaart te Groningen.
Na deportatie van het gezin Goudsmit- van Gelder woont het gezin in de H.W. Mesdagstraat 71a.
Vader en zoon Jan raken betrokken bij het verzet. De SD arresteert ze op de avond van 2 maart 1945 in verband met een door de illegaliteit gepleegde overval op een postauto die 12000 bonkaarten vervoert van Bedum naar Groningen. Zij komen in het Scholtenhuis terecht. Na hun veroordeling volgt op 17 maart transport naar Neuengamme. Zij krijgen de ‘Torsperre’* opgelegd, maar overleven dit. Ook de andere drie zonen worden opgepakt. Johan komt vrij, omdat hij aan epilepsie lijdt; Hillebrand gaat naar het Huis van Bewaring en niet naar het Scholtenhuis, omdat hij geen illegale werker is.
Jakob is bakkersknecht en heeft al eerder een oproep voor de “Arbeidsinzet” gekregen. Zijn patroon weet in eerste instantie uitzending te voorkomen, omdat hij in de voedselvoorziening werkzaam is. Maar uiteindelijk wordt hij evenals zijn broer Hillebrand toch in Duitsland te werk gesteld. Het contact met zijn familie gaat verloren.
1 juni 1945, twee dagen voor terugkeer van vader en Jan met het schip de “Athen” uit Neuengamme, keert Hillebrand terug uit Duitsland. Daar blijkt hun dat het huis vrijwel leeggeroofd is. De ouders gaan in 1946 terug naar Vlissingen.
Na de oorlog blijven zij in het ongewisse over Jakobs lot, totdat via het Informatiebureau van Het Nederlandse Rode Kruis op 4 oktober 1945 meer gegevens over hem bovenkomen. Op 18 augustus 1945 blijkt Jakob in Dresden in een ziekenhuis ten gevolge van tyfus en longontsteking te zijn overleden. Daar is hij in eerste instantie ook begraven. Hij is daarna herbegraven op het Engelse kerkhof in Berlijn en op verzoek van de familie naar Nederland gerepatrieerd. In 1949 is hij op het Nationaal Ereveld in Loenen bijgezet.
* Een Torsperre is een gevangene die de poort (van Neuengamme) niet uit mag. Het blijkt in de loop van de tijd dat een Torsperre op een soort dodenlijst staat: bij Duitse represailles voor bijvoorbeeld verzetsdaden worden Torsperren gedood.