H.W. Mesdagstraat 16


Johanna Salomon-Schott

Geboren: 29 april 1872, Winschoten
Laatste adres: H. W. Mesdagstraat 16, Groningen
Weggevoerd naar Westerbork: 18 maart 1943
Vermoord: 26 maart 1943, Sobibor

Johanna Salomon-Schott is de zevende en op een na laatste dochter van Abraham Schott en Bettje van Wien. De familie heeft in de Langestraat in Winschoten een winkel in manufacturen. Johanna heeft drie oudere zusters Esther (1860), Regina (1863) en Rosetta (1865). De vier andere meisjes leven maar kort.
Johanna trouwt in oktober 1895 met een neef, de achtentwintigjarige Winschoter veehandelaar Simon de Jonge. In juli 1896 krijgen zij hun zoon Hartog Simon. Een klein jaar later verhuist het gezin naar Stendal, een Hanzestad aan de Elbe, waar Simon de Jonge 12 augustus 1899 overlijdt. Kort daarna verhuist Johanna met haar zoon terug naar Winschoten, want bij de volkstelling op de laatste dag van 1899 blijkt ze weer bij haar vader in de Liefkensstraat te wonen. In april 1900 vertrekt ze weer, dit keer naar Groningen.

Stendal is daarmee niet uit beeld. In 1905 hertrouwt Johanna in Winschoten met Hermann Salomon, een koopman uit Stendal, die daar in 1862 geboren is. Voor Hermann Salomon getuigen twee zwagers van Johanna, de echtgenoten van haar zusters Esther en Regina. Beide zwagers zijn veehandelaar, net als Simon de Jonge, de eerste echtgenoot van Johanna. Daaruit komt het beeld naar voren dat Hermann Salomon een collega is van Simon.
Uit het tweede huwelijk worden op 16 februari 1906 een zoon Paul Siegfried en op 3 juni 1908 een dochter Frieda Betti geboren. In april 1910 verhuist het gezin naar de Groningse Coehoornsingel en twee jaar later verhuizen ze opnieuw. Voor Hermann Salomon en Johanna Schott betekent het een terugkeer, ze gaan naar Stendal.
Hermann Salomon is daar van 1924 tot 1927 actief als koopman, maar verder staat hij als Privatmann (rentenier) te boek, tot hij in 1929 overlijdt. Twee jaar later trouwt dochter Frieda Betti Salomon in Stendal met de Zwolse provincieambtenaar Sekkel Cohen. Haar broer Paul Salomon, goudsmid in Berlijn, is getuige bij het huwelijk. Frieda Betti vertrekt met haar man naar Zwolle, haar moeder verhuist met ze mee. Hartog Simon de Jonge blijft nog een tijd in Stendal wonen.
Johanna blijft tot eind maart 1932 bij haar dochter en schoonzoon in Zwolle en keert dan terug naar Winschoten, waar ze aan de Visschersdijk 29 gaat wonen. In Zwolle komt daarmee ruimte voor haar toekomstige kleindochter Lena Helga Cohen, die twee maanden later bij Frieda en Sekkel geboren wordt. Hartog Simon de Jonge trekt in Winschoten bij zijn moeder in en een jaar later voegt Paul Siegfried Salomon zich bij hen. Voor hem was situatie in Berlijn niet langer houdbaar.
In april 1934 kopen Johanna en Paul Siegfried samen een huis in Groningen en gaan wonen aan de H.W. Mesdagstraat 16. Zij is hoofdbewoonster en verhuurt kamers, waarmee ze regelmatig in de krant adverteert.
Daarna zijn Johanna’s verhuizingen gedwongen. In maart 1943 wordt ze weggevoerd naar Westerbork. Enkele dagen later wordt ze op transport gesteld naar Sobibor en direct na aankomst omgebracht. Ook Hartog Simon, Paul Siegfried en Frieda Betti en haar gezin overleven de oorlog niet. 

 


Paul Siegfried Salomon

Geboren: 16 februari 1906, Winschoten
Laatste adres: H. W. Mesdagstraat 16, Groningen
Weggevoerd in de eerste helft 1942 naar werkkamp Vledder, van daar
in de nacht van 2 op 3 oktober 1942 naar Westerbork.
Vermoord: 6 oktober 1942, Auschwitz

Paul Siegfried Salomon is het eerste kind uit het huwelijk van koopman Hermann Salomon, afkomstig uit de Pruissische Hanzestad Stendal, en Johanna Schott uit Winschoten. Pauls moeder heeft een zoon uit een eerder huwelijk, Hartog Simon de Jonge. De eerste jaren na hun huwelijk in 1905 wonen Hermann en Johanna met Hartog Simon en vanaf februari 1906 met Paul in Winschoten. Paul krijgt in juni 1908 een zusje Frieda Betti. Het gezin verhuist daarna twee keer kort achter elkaar, in 1910 naar de Coehoornsingel in Groningen en in maart 1912 naar Stendal. Hermann Salomon is daar rentenier, afgezien van enkele jaren waarin hij nog als koopman actief is. In 1929 overlijdt hij.

Paul is goudsmid. Als hij in 1931 in Stendal getuige is bij het huwelijk van zijn zuster Frieda Betti, is hij goudsmid in Berlijn. Frieda Betti vertrekt met haar echtgenoot naar diens woonplaats Zwolle. Johanna Schott gaat met hen mee naar Zwolle en verhuist in april 1932 naar haar geboorteplaats Winschoten, waar Paul zich een jaar later bij haar voegt. De nazi-maatregelen tegen de Joden maken hem het werk in Berlijn onmogelijk.
In 1934 kopen Paul en zijn moeder het huis aan de Groningse H.W. Mesdagstraat 16 waar zij ook gaan wonen. In de overige kamers hebben Paul en zijn moeder een pension.
In 1942 moeten veel Joodse mannen uit Groningen naar een werkkamp. Paul gaat naar Vledder, waar in januari van dat jaar een kamp voor Joodse dwangarbeiders ingericht is. Het kamp wordt in de nacht van 2 op 3 oktober onverwachts ontruimd. De geïnterneerden gaan per bus naar Westerbork. In diezelfde dagen vindt in Groningen de grote razzia plaats, waarbij gezinsleden van de geïnterneerden onder het mom van gezinshereniging naar Westerbork worden overgebracht. Onder hen is niet Pauls moeder, zij blijft nog tot maart 1943 in Groningen.
Enkele dagen na aankomst in Westerbork gaat Paul op transport naar Auschwitz, waar hij vrijwel direct wordt omgebracht.  

 


Saartje Weinberg

Geboren: 21 mei 1876, Groningen
Laatste adres: H.W. Mesdagstraat 16, Groningen
Weggevoerd naar Westerbork: 9 april 1943
Vermoord: 16 april 1943, Sobibor

Saartje Weinberg is het zevende kind van elf uit het huwelijk van Salomon Lazarus Weinberg, van beroep borstelmaker, en Frouwke Pos. Zij wonen in Groningen. Van de kinderen overlijden er drie op zeer jonge leeftijd, twee overlijden als volwassenen voor de oorlog, vijf komen om in een concentratiekamp. Slechts één familielid overleeft de oorlog en overlijdt in 1952.
De alleenstaande Saartje gaat in juni 1940 in het pension van Johanna Schott aan de H.W. Mesdagstraat 16 wonen. Haar oudere broer Lasarus woonde ook in de Schilderswijk; hij is al in 1936 overleden. Zijn weduwe, Saartjes schoonzus Fanny Weinberg-Weinberg en haar kinderen wonen nog in de wijk -aan de Jan Lutmastraat 8- als ook Saartje daar komt wonen.

Saartje blijft bijna drie jaar in pension Salomon. Op 9 april 1943 is zij weggevoerd naar Westerbork. Vrijwel onmiddellijk daarna gaat zij op transport naar Sobibor waar zij na aankomst is omgebracht.